De natuur en de natuurvolken zijn ‘hot’. Ineens ontdekt de westerse mens dat daar nog niet eerder ‘ontdekte’ wijsheid te vinden is, en dat je daar niet voor aan de universiteit hoeft te studeren. Iedereen kan het, iedereen kan ‘Earthfinder’ en ‘Earthkeeper’ worden. Het moet een beweging worden. En het Nederlandse zakenleven praat mee.
Het bestuderen van Inheemsen in Latijns Amerika gaat sinds de 16e eeuw nog steeds door. Maar niet meer op een Wereldtentoonstelling. Nu zijn er tolken en mogen de Inheemsen hun verhaal met hulp van een tolk aan de westerse mens vertellen. Die trekt conclusies en gaat ermee vandoor, dat is niet veranderd. ‘Sinds Columbus kwam het Westen weghalen, niet brengen’ zeiden de Indianen uit Galibi in 1994. Wanneer krijgen wij inheemsen zelf het podium? Want wij zijn nog onderdeel van natuur.

De mens in de geïndustrialiseerde samenleving bekijkt de natuur heel anders dan Inheemse volken. De binding met de natuur heeft hij met zijn westerse opvoeding niet meegekregen, hij beleeft het zo nu en dan vanaf een afstand. Op afstand kijkt een westerling naar zijn bossen en denkt, dat doet me iets, die bomen. Dat invullen doet ieder op zijn eigen manier. Op het moment dat een Duitse boswachter zich terugtrekt en in de bossen loopt krijgt hij een ander gevoel, en gaat filosoferen over de betekenis van een bos. Hij komt tot de opvatting dat ook de bomen sociale wezens zijn. En dat geeft hem rust.

De bossen staan maar en ze doen niets. Als wij Indianen in de bossen lopen, wat vaak gebeurt, dan wordt steeds weer de opmerking gemaakt: ‘ Reintje, dan denken we, luku bun, die bossen doen niets, maar ze hebben alles in de gaten, ze horen ons, ze ruiken ons, ze beschermen ons, ze betekenen toch heel veel, maar meer kan ik niet zeggen over die bomen.’ Want de beschermende natuur wordt door de Indianen hoog gehouden. Een ander zegt: ‘Het is toch wel zo, dat schrijft die Duitser ook, je hebt grote bomen en kleine bomen, die grote bomen hebben kinderen, en die moeten ze zien op te voeden. Daarin lijken de bomen een beetje op ons.’

Hoe we in deze wereld de natuur, vooral de bossen, beleven is afhankelijk van onze cultuur. Waar kom je vandaan? Bij de Inheemse volken, zijn ze omsloten door bergen of zee, of zitten ze maar naar de savanne te kijken, soms zijn ze een beetje bang. Wij Indianen in Suriname hebben een natuurbeleving vanwege de geweldige diversiteit van het bos, wij zijn volledig tot in onze nagels en onze haren bedolven door de natuur. Vandaar dat de Indiaan zegt, zoals ik in mijn boek Indiaans Verhaal schrijf, hoe wij de natuur zien en voelen en we ervan genieten en soms huilen, we huilen samen met de natuur. Een Indiaan uit Marowijne kwam naar me toe: ‘Hé mijn vriend Artist, je hebt het zuiver gezegd, we huilen en we lachen samen met de natuur.’

Als we de bossen een sociale eigenschap toekennen zou het machinaal kappen van hout in strijd zijn met de natuur. Maar de natuur past zich voortdurend aan, en wij ook. Hoe de schepping was hebben wij in ons denken en doen getransformeerd. Op veel punten verschillen wij als Inheems volk in Latijns Amerika van de westerse beschaving, die leeft met de restanten van de natuur in een geïndustrialiseerde samenleving. Op mijn manier heb ik in mijn boek een stukje verklaring gegeven waar de natuur vandaan komt. De manier waarop Inheemse volken, waaronder de Indianen, de natuur beleven geeft aan wat de schepping is. Wij zijn de schepping.

De Duitse boswachter schrijft over zijn huidige beleving van de natuur maar het is niet de waarheid. Hij vergelijkt een grote boom en een langzaam groeiende boom. De langzaam groeiende boom leeft veel langer. maar dat is zijn interpretatie. Mijn opa Trameh zou zeggen: ‘Die Duitser heeft helaas nog niet veel begrepen van de schepping, hoe oud die boom wordt heeft niets te maken met snel of langzaam groeien.’ De vraag is: ‘Zijn wij Indianen bereid om, zonder een oordeel te vellen over die manier van natuur belevening van de westerse samenleving samen te werken om de natuur voor de wereldgemeenschap te behouden?’