Onlangs was ik voor de eerste keer in Rome. Ik logeerde vlak bij het Vaticaan. Vroeger als kleine jongen had ik niet in de verste verte van mijn dromen kunnen denken dat ik hier zou staan, bij het huis van de Paus. Pater Voorbraak had me er nooit over verteld, hij had alleen verteld over bidden, dopen en trouwen.

Hoe was het bij ons? Had je honger en had je een mooie anjumara gevangen en ging je die barbakotten en eten met brood, en de pater zag het, dan zei deze redemptorist ‘voor je gaat eten moet je gaan bidden, anders telt het niet. En je mag niet de piaiman bedanken na afloop, maar Jesus Christus, anders is het niet waardig.’

In de leer van de redemptoristen is het geloof autonoom. De betrekkelijkheid van het leven zoals de indiaan dat ziet is voor hen niet eenvoudig te interpreteren. Zo hebben ze in hun seminarie te Wittem ook enkele indianen opgeleid. Mijn neef zegt ‘ik ben opgeleid als diaken, ik heb de titel van eerwaarde en wat ik als eerwaarde zeg, dat is de waarheid.’ Wat nu als de medeparochianen gaan meebeslissen hoe de diaken zijn pastorale taken moet inrichten?
Paus Franciscus begint dat te leren. Tijdens zijn installatie riep de paus in zijn preek op tot liefde voor de Schepping. Het is zijn grondhouding dat de Schepping de waarheid is. En hij bidt ‘laat me een beetje lijken op de Schepping. Maar laat me dat ook delen met de samenleving.’ En dat sluit aan bij onze boodschap.